Jump to: navigation, search


Elisabeth Hasebroek




Elisabeth Hasebroek leeft het typische leven van de ongetrouwde vrouw in de 19e eeuw: ze bestiert eerst het huishouden van haar broer Jonathan (predikant en schrijver), en vervolgens gaat ze haar ouders verzorgen.

Voor Elisabeth’s schrijfsterschap is de verhouding tot haar broer heel belangrijk. Hij is de spil van de literaire ‘kring van Heiloo’ (waar ook Nicolaas Beets en E.J. Potgieter deel van uitmaken). Hij zorgt ervoor dat zijn bescheiden zus als schrijfster zelfvertrouwen krijgt en in zeer korte tijd (1838-41) vier romans publiceert. Wat Jonathan Hasebroek voor zijn zuster betekent, formuleert zij zelf heel duidelijk in Uit mijn leven.

In de jaren vijftig moet Betsy Heiloo verlaten – haar broer treedt in het huwelijk – en ze komt terecht in de kring van de protestantse Réveil-beweging. Die verandering betekent ook het einde van haar carrière als romancière en het begin van haar werk als vertaalster van vooral stichtelijke literatuur. Haar godsdienstige principes wegen zwaar: als ze van de beroemde Fredrika Bremer Morgonväkter (1842) vertaalt (De dagheraut), wil ze dat die vertaling zonder haar naam en voorrede uitkomt: ze bewondert de Zweedse auteur, maar is het in godsdienstig opzicht niet met haar eens. Haar uitgever A.C. Kruseman protesteert: ‘zonder Betsy’s voorrede zal het debiet 2/3 minder zijn dan mét!’.

Ze had zich dus – ondanks alles – ontwikkeld tot een autoriteit. Al in 1839 had Potgieter in De Gids erkend: Betsy Hasebroek heeft ‘ons geleerd, dat wij onbeleefd geweest zijn door onzen geringen dunk van vrouwelijk talent’; hij is vervuld met ‘eerbied evenzeer voor haren geest als voor haar gevoel’.




SvD, October 2015




Personal tools