Jump to: navigation, search


Lange tijd waren deze twee schrijfsters uit de late achttiende eeuw vooral bekend bij een elite van specialisten. Door hun soms ironische taalgebruik stichtten zij, allebei, weleens verwarring bij de lezer. De Lannoy’s werk werd halverwege de negentiende eeuw herdrukt en positief gerecenseerd. Belle van Zuylen werd toen vooral in de Franse pers geprezen, maar tijdschriften als de Revue des Deux Mondes werden ook in Nederland gelezen (ook het Haarlemse Leesmuseum had een abonnement), dus “men” kon op de hoogte zijn.

Juliana de Lannoy bleef relatief onbekend totdat Pim van Oostrum eind twintigste eeuw een proefschrift aan haar werk wijdde, waar ze haar neerzette als “gevat”: een onverwachte kwalificatie voor een treurspeldichter... Vanaf dat moment begon er inspiratie van haar werk uit te gaan.

Belle van Zuylen/Isabelle de Charrière was eind negentiende eeuw al door haar Zwitserse biograaf Philippe Godet gepromoot. Toen hij lezingen kwam geven in Nederland, erkenden ook Nederlandse critici dat hier sprake was van een “uitermate belezen en vernuftige jonkvrouw”. Niet iederéén deelde die mening: historica Johanna Naber maakte bezwaar tegen Belle’s on-nette geheime correspondentie met een getrouwde man. Ondanks belangstelling van autoriteiten als Victor van Vriesland en Vasalis moest Nederland nog wachten tot Simone Dubois Belle van Zuylen in 1971 presenteerde als “rebels”. Dat sloeg aan; ook andere schrijfsters – Nelleke Noordervliet bijvoorbeeld – verklaarden zich geïnspireerd door haar werk.

Personal tools