Jump to: navigation, search


Other "new" Dutch women authors




Image:Ampt.jpg

Ampt, Anna Adriana Everdina Henriette


De schrijfster in het Voorwoord van haar Schaduwbeelden uit Suriname (1857):

In een tijd waarin de Slavernij een vraagpunt is geworden, waarover men dagelijks nieuwe theorieën hoort ontwikkelen, maar dat tot dus verre nog altijd onbeslist is gebleven; zal de verschijning van een werkje als dit wel geen bevreemding verwekken; evenwel is het juist de populariteit van het onderwerp, die mij vrezen doet, mijne Schaduwbeelden soms in een verkeerd licht te zien gesteld. [..]

Men ontvangt dan, in deze Tafereelen uit den tegenwoordigen toestand van een deel der lijdende menschheid gekozen, geen dichterlijk ingekleed betoog omtrent een vraagstuk dat buiten mijn bestek ligt, maar de eenvoudige uitvloeisels van een machtigen invloed, machtig omdat de verdrukking der menschheid dien gaf.

Mocht het mij gelukken de sympathie onzer landgenooten voor de goede zaak levendig te houden, ik achtte mijn arbeid meer dan beloond.


Image:Godewijck.gif

Godewyck, Margareta van


Een 19e-eeuws criticus (Vaderlandsche Letteroefeningen)oordeelt (1834) :

Wanneer wij echter het oog op Margareta Godewijk vestigen, moeten wij erkennen, dat zij, alhoewel niet in alle opzigten met Schuurman gelijkstaande, evenwel als eene harer voornaamste mededingsters mag beschouwd worden. Door het bezit van buitengewone en schitterende talenten heeft ook zij haren naam aan de vergetelheld ontrukt.


Image:Hertzveld.jpg

Hertzveld, Estella Dorothea Salomea


Een criticus (m/v ?) van het Damesweekblad (1857):

De kracht van dictie, de gloeijende voorstelling, die ons in het vers van mejufvrouw H. tot bewondering en verwondering dwong, maakten vooral onze oplettendheid gaande. Wie toch zou vermoeden, dat regels als de volgende, uit de pen eener zeer jeugdige Schoone zijn gevloeid: [...] Zoo gespierd, zoo sterk gekleurd, is het geheele dichtstuk [...]


Image:jong van beek en donk.jpg

Jong van Beek en Donk, Cecile de


Margaretha Meijboom reageert in De Gids (1898):

't Komt me soms voor een open vraag te zijn wat meer waard is: een meesterstuk te scheppen Shakespeare waardig, of door een boek te schrijven als Hilda van Suylenburg zijn volk en tijdgenooten zóó diep in de ziel te grijpen als dit werk deed..


Image:kehrer.jpg

Kehrer, Johanna Wilhelmina Albertine


De beroemde schrijver Nicolaas Beets schrijft in het "Voorbericht" van haar Gedichten (1853):

Zoodanig eene was Albertine Kehrer, zoodanig de schoone ziel, van wier waarlijk dichterlijken aanleg, van wier zuiver en levendig gevoel, van wier reine en innige godsvrucht de volgende bladeren, door eene broederlijke hand vergaderd, de sprekende bewijzen opleveren; zoodanig was de zesentwintigjarige, wier brandend hart, wier naar volmaakte schoonheid, waarheid, en heiligheid smachtende geest, wier vurige liefde voor haren God en Heiland thans reeds hare voldoening vinden voor zijnen throon. Haar om haar gemis treurende, maar door haar gewis zalige standverwisseling getrooste bloedverwanten, stelden er prijs op, dat de uitgave van deze hare kleine, maar reine dichterlijke nalatenschap, van een enkel woord zou vergezeld gaan van de hand van my, aan wien de ontslapene bij haar leven een recht hartelijk gevoel van dankbare vriendschap heeft toegedragen, waarvan de herinnering my ten hoogsten dierbaar blijven zal.


Image:langelaan.jpg

Langelaan, Henriëtte Maria


De criticus van de Vaderlandsche Letteroefeningen schrijft (1851):

Het werk dat wij nu aankondigen, is, even als Coquetterie, hoofdzakelijk voor vrouwen bestemd, en moet eigenlijk alleen door vrouwen worden beoordeeld. De Schrijfster heeft 't aangeboden aan hare ”zusterlijke landgenooten" en Ref. kon er dus zijn gevoelen niet over uitspreken zonder in de regten der dames te treden. Daarom riep hij het vrouwelijke oordeel ter hulp, en ervaren lezeressen getuigen, dat de Schrijfster niet noodig had haar nieuwe lettervrucht met zoo veel schroomvalligheid en ontschuldiging aan te bieden. Zij keuren ten sterksten de ver gedreven bescheidenheid af, die in het voorberigt spreekt.


Image:meijboom.jpg

Meijboom, Margaretha Anna Sophia


Zij schrijft (1897):

Ik heb in de laatste jaren te Kopenhagen verscheidene personen aangetroffen, die Nederlandsch lazen. De bekende Deensche philoloog Dr Otto Jespersen, professor aan de Universiteit te Kopenhagen interresseert zich zeer voor onze taal. Een dame onder mijne kennissen te Koponhagen is goed thuis in de nieuwere letterkunde van Noord en Zuid Nederland, en enkele anderen die ik ken, lezen Nederlandsch.


en:
Moens, Anna Maria

Neufville, Margaretha Jacoba de

Questiers, Catharina

Reyneke van Stuwe, Jeanne

Reynvaan, Johanna Paulina

Ryfkogel, Albertine Elisabeth

Sytzama, Clara Feyoena van

Timmerman, Petronella Johanna de

Troelstra-Bokma de Boer, Sjoukje

Waals, Jacqueline van der

Wibaut-Berdenis van Berlekom, Mathilde

Wilp, Sara Maria van der

Etcetera, etcetera....






SvD, 20 July 2013




Personal tools