Jump to: navigation, search


Johanna van Woude




Het leven van Johanna van Woude (pseudoniem van Sophia Margaretha Cornelia Junius) verloopt niet zo ideaal als dat van de vrouwen in haar romans. Zij ziet haar huwelijk eindigen in een scheiding, en verblijft zelfs op verdenking van vergiftiging van haar echtgenoot in het Huis van Arrest in Haarlem. In 1904 sterft zij, na twee jaar verpleegd geweest te zijn in een gesticht voor geesteszieken te Utrecht. Dit alles lijkt bekend te zijn bij het publiek: Thérèse Hoven verwijst ernaar in haar Levensbericht.

Toch was Van Woude na haar debuut in 1879 al snel een veel gelezen en goed verdienend schrijfster geworden. Ook zij was in 1893 verkozen tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Tegenover haar uitgever J.C. Loman stelt ze zich zelfbewust op: ze spoort hem aan tot duidelijke reacties en legt hem ontwerp-contracten voor.

Als redactrice (1889-1902) van de Hollandsche Lelie, een maandblad voor meisjes, geeft ze haar lezeressen raad over hun toekomstige rol: dienstbaarheid aan man en kinderen. Maar zij houdt zich óók bezig met beroepen voor vrouwen. En ook daarover geeft ze adviezen: zo is schrijfster een geschikt beroep – men moet dan wel zorgen dat men een duidelijk handschrift heeft en op net papier schrijft.

Kritieken zijn veelal positief – met name vanwege het Hollandse karakter van haar werk, dat gunstig af zou steken bij al die ‘opgeschroefde buitenlandsche romans’. Het Hollandsch Binnenhuisje wordt in 40 jaar zestien maal herdrukt.

Dertig jaar na haar dood wordt op de Utrechtse begraafplaats Kovelswade nog een grafmonument voor haar opgericht. De tekst op de sokkel luidt: ‘Dichteres van het heilig huwelijk en van de muziek des levens. Zij was haar kinderen en duizenden Hollandsche vrouwen een hooge leidster’.




SvD, February 2016




Personal tools